Mobiliteit en bereikbaarheid van woningen, kantoren, stations en andere gebouwen zijn niet zelden het onderwerp van gesprekken over verkeer en vervoer. Vaak wordt daarbij vergeten, dat zaken zoals mobiliteit en bereikbaarheaarheid voor veel mensen niet zo vanzelfsprekend zijn als het lijkt. Niet iedereen kan kiezen hoe en wanneer zij/hij de deur uitgaat of hoe men bepaalde plaatsen kan bereiken. Daarom zijn er regels vastgesteld hoe om te gaan met mensen met een handicap in het verkeer.
- Inleiding
- Gehandicaptenvoertuig
- Veiligheidsadviezen
- Parkeren
- Zichtbaarheid in het verkeer
- Verlichting en reflectie op aangepaste voertuigen
- Verkeersregels
- Te voet ?
- Oversteken
Inleiding
Veel mensen kennen angstgevoel in het verkeer. Soms zijn deze gevoelens zo erg, dat zij het liefst thuis blijven. Dit kan in het bijzonder gelden voor mensen met een handicap, een groep die toch 10% van de Nederlandse bevolking behelst.
Steeds vaker vragen verkeersorganisaties bij verkeersdeskundigen, stedenbouwkundigen, architecten en vooral beleidsmakers aandacht voor dit probleem. Zij vragen om een verkeersbeleid, waarbij voortdurend rekening wordt gehouden met de mogelijkheden en belangen van mensen met een handicap.
Deze pagina behandelt een aantal verkeersregels, die speciaal gericht zijn op de gehandicapten. Deze regels zijn gebaseerd op het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens en het Voertuigreglement.
Met name wordt aandacht besteed aan gehandicapte mensen die lopend of met een gehandicaptenvoertuig aan het verkeer deelnemen, of die met openbaar vervoer reizen.
Voor automobilisten met een handicap zijn in Nederland verkeersscholen met gespecialiseerde rij-instructeurs; deze deskundigen begeleiden mensen die al een rijbewijs hebben, maar door een handicap niet meer met een normale auto kunnen autorijden. Tevens verzorgen zij volledige rijopleidingen voor hen die nog geen rijbewijs hebben, maar door een lichamelijke handicap aangewezen zijn op een aangepaste auto.
Kijk ook naar de informatie over dit onderwerp op de website van het CBR( www.cbr.nl)
Gehandicapten
Bestuurders van een gehandicaptenvoertuig vormen een afzonderlijke categorie weggebruikers. De verkeerswetgeving kent het begrip "gehandicaptenvoertuig". In artikel 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 is precies omschreven wat onder een gehandicaptenvoertuig moet worden verstaan, namelijk:
- Een voertuig
- ingericht voor het vervoer van een gehandicapte,
- niet breder is dan 1,10 m en
- of niet is uitgerust met een motor,
- of voorzien van een motor waarvan de door de constructie bepaalde maximum snelheid niet meer dan 45 km/h bedraagt,
- en niet zijnde een bromfiets.
Gehandicaptenvoertuigen mogen zowel binnen als buiten de bebouwde kom gebruikt worden. Aangepaste personenauto's, waarin gehandicapten rijden of vervoerd worden, behoren dus NIET tot de categorie gehandicaptenvoertuig.
Rijden met een gehandicaptenvoertuig
Bestuurders van een gehandicaptenvoertuig mogen zowel binnen als buiten de bebouwde kom het trottoir, het voetpad, het fietspad, het fiets/bromfietspad of de rijbaan gebruiken. In een aantal gevallen is er specifieke regelgeving voor bestuurders van gehandicaptenvoertuigen.
Rijden op het trottoir/voetpad
Als zij van het trottoir of voetpad gebruik maken of van het ene naar het andere trottoir/voetpad oversteken, moeten zij de regels van voetgangers volgen. De maximum snelheid op het trottoir en voetpad is 6 km/h.
Rijden op het fietspad of fiets/bromfietspad
De maximum snelheid binnen de bebouwde kom is 30 km/h, buiten de bebouwde kom 40 km/h.
De maximum snelheid op de rijbaan is 45 km/h.
Gehandicaptenvoertuigen mogen gebruik maken van fietsstroken die met een doorgetrokken streep zijn afgescheiden van de rijbaan
Op een gehandicaptenparkeerplaats mag slechts geparkeerd worden door:
- een gehandicaptenvoertuig, mits het parkeren rechtstreeks verband houdt met het vervoer van een gehandicapte.
- een motorvoertuig op meer dan twee wielen, waarin een geldige Gehandicaptenparkeerkaart duidelijk is aangebracht, indien het parkeren rechtstreeks verband houdt met het vervoer van de gehandicapte aan wie de kaart is verstrekt, dan wel met het vervoer van een of meerdere personen die in een instelling verblijven, indien de kaart aan het bestuur van die instelling is verstrekt.
In een parkeerschijfzone mogen bovengenoemde voertuigen zonder het gebruik van een parkeerschijf parkeren. Wel moet dan de gehandicaptenparkeerkaart zichtbaar zijn.
Op plaatsen waar een parkeerverbod geldt, zoals:
- aangeduid door bord parkeerverbod
- langs een gele onderbroken streep
- in een woonerf (erf) buiten de parkeervakken,
mag men met een gehandicaptenvoertuig of een motorvoertuig op meer dan 2 wielen, waarin een gehandicaptenparkeerkaart is aangebracht gewoon parkeren voor de duur van maximaal drie uur. Ook hier moet het parkeren rechtstreeks verband houden met het vervoer van een gehandicapte. De begintijd moet worden aangegeven met een parkeerschijf.
Een gehandicaptenparkeerkaart kan worden aangevraagd bij de gemeente waar U staat ingeschreven. Staat U nergens ingeschreven, kunt U terecht bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Gehandicaptenparkeerkaarten zijn minimaal zes maanden en maximaal vijf jaar geldig.
In het buitenland afgegeven gehandicaptenparkeerkaarten zijn in Nederland ook geldig.
Per gemeente kunnen voorwaarden worden gesteld aan de gehandicaptenparkeerkaart. Zo kan bij de ene gemeente de kaart voldoende zijn bij een betaald parkerengebied, in andere gemeenten moet u voor het parkeren in die gebieden gewoon betalen.
Zichtbaarheid in het verkeer
Zien en gezien worden is zeer belangrijk in het verkeer, ook voor mensen die zich minder snel en zeker in het verkeer kunnen bewegen. Gezien worden wordt bereikt met verlichting en reflectie. Zelf voldoende zien kunt U bijvoorbeeld met de spiegels. Houdt ook de ruiten van het voertuig voldoende schoon.
Verlichting en reflectie op aangepaste voertuigen
Gehandicaptenvoertuigen, die zijn uitgerust met een verbrandingsmotor of een elektromotor en die een gesloten carrosserie hebben, moeten zijn voorzien van:
- twee grote lichten
- twee dimlichten
- twee stadslichten
- twee richtingaanwijzers aan de voorzijde
- twee richtingaanwijzers aan de achterzijde
- twee achterlichten
- twee remlichten
- twee rode retroreflectoren aan de achterzijde.
Zij mogen zijn voorzien van:
- een of twee mistlichten aan de achterzijde
- twee mistlichten aan de voorzijde
- twee of vier parkeerlichten
- een of twee achteruitrijlichten
- twee witte retroreflectoren aan de voorzijde
- ambergele retroreflectoren aan de zijkanten
- één zijrichtingaanwijzer aan elke zijkant van het voertuig
- één derde remlicht;
- twee dagrijlichten;
- bochtlichten;
- hoeklichten.
Gehandicaptenvoertuigen die zijn uitgerust met een elektromotor en geen gesloten carrosserie hebben moeten zijn voorzien van:
- één rode retroreflector aan de achterzijde
Zij mogen zijn voorzien van:
- twee lichten aan de voorzijde indien het voertuig twee voorwielen heeft of
- een licht aan de voorzijde indien het voertuig een voorwiel heeft.
- twee achterlichten indien het voertuig twee achterwielen heeft of
- een achterlicht indien het voertuig een achterwiel heeft.
- richtingaanwijzers en waarschuwingsknipperlichten.
- een of twee remlichten
- één of twee witte retroreflectoren aan de voorzijde
- ambergele retroreflectoren aan de zijkanten
- één of twee mistachterlichten;
- één of twee achteruitrijlichten.
Fietsen op meer dan twee wielen moeten voorzien zijn van:
- een rode retroreflector aan de achterzijde
- een naar voren gerichte witte reflector indien breder dan 0,75 meter en voorzien van een voorwiel
- witte of gele retroreflectoren aan de wielen
- vier ambergele of gele retroreflectors aan de trappers
Zij mogen zijn voorzien van:
- Indien er sprake is van één voorwiel, zijn voorzien van een wit of geel licht dat aan de voorzijde wordt gevoerd, tenzij de bestuurder een wit of geel licht voert op zijn borst.
- een naar voren gerichte witte retroreflector
- ambergele retroreflectoren aan de zijkanten
- Een fiets mag zijn voorzien van twee ambergeel licht stralende richtingaanwijzers aan de voorzijde en twee aan de achterzijde.
- Fietsen op meer dan twee wielen, waarmee in het donker wordt gefietst, moeten:
- Indien er sprake is van één voorwiel, zijn voorzien van een wit of geel licht dat aan de voorzijde wordt gevoerd, tenzij de bestuurder een wit of geel licht voert op zijn borst.
- Indien er sprake is van twee voorwielen, aan de voorzijde twee witte of twee gele symmetrisch links en rechts van het midden bevestigde lichten worden gevoerd.
- zijn voorzien van een rood achterlicht dat aan de achterzijde wordt gevoerd, tenzij de bestuurder of een achter de bestuurder gezeten passagier een rood licht voert op zijn rug.
- U kunt uw zichtbaarheid als gehandicapte ook vergroten door bijvoorbeeld een fluorescerend retroreflecterend hesje te dragen of bijvoorbeeld door zo'n hesje over de rugleuning van uw scootmobiel te draperen
Verkeersregels
Voor alle verkeersdeelnemers gelden verkeersregels, of U nu lopend, op een aangepaste fiets of in een gehandicaptenvoertuig aan het verkeer deelneemt. Een goede kennis van de verkeersregels verkleint de kans dat U in onverwachte situaties terecht komt. Zorg er dus voor, dat U op de hoogte blijft.
Hieronder komen een aantal bijzondere verkeersregels voor de verschillende groepen gehandicapte verkeersdeelnemers aan de orde, zoals de plaats op de weg en het verlenen van voorrang.
Een korte opsomming van de belangrijkste voorrangsregels:
- Op kruispunten verlenen bestuurders voorrang aan bestuurders die voor hen van rechts komen.
- Op deze regel gelden o.a. de volgende uitzonderingen:
- Bestuurders op een onverharde weg verlenen voorrang aan bestuurders op een verharde weg;
- Voertuigen op voorrangswegen of voorrangskruisingen genieten altijd voorrang
- Bestuurders verlenen voorrang aan bestuurders van een tram;
In veel situaties wordt de voorrang geregeld door borden in combinatie met haaientanden dan wel alleen met haaientanden.
Bestuurders die afslaan, moeten het verkeer dat hen op dezelfde weg tegemoetkomt of dat op dezelfde weg zich naast dan wel links of rechts dicht achter hen bevindt, voor laten gaan.
- Rechtdoor op dezelfde weg gaat voor.
- Bestuurders die naar links afslaan, moeten tegemoetkomende bestuurders die op hetzelfde kruispunt naar rechts afslaan, voor laten gaan, oftewel kleine bocht gaat voor de grote bocht. Deze regel geldt niet voor de bestuurder van een tram.
Zowel binnen als buiten de bebouwde kom worden steeds vaker kruispunten met verkeerslichten veranderd in kleine rotondes. Dit gebeurt om de veiligheid en de doorstroming op die kruising te bevorderen.
Als de voorrang bij een rotonde door borden en/of haaientanden wordt geregeld moet aan bestuurders die op de rotonde rijden, voorrang worden verleend.
Bestuurders, die een rotonde willen verlaten, moeten het verkeer dat de rotonde blijft volgen voor laten gaan, dus ook de (brom)fietsers en bestuurders van een gehandicaptenvoertuig die bijv. het fietspad volgen dat deel uitmaakt van de rotonde (recht doorgaand verkeer op dezelfde weg).
De roep om leefbare woonbuurten zorgde in 1976 voor het ontstaan van de woonerfregeling. Hierdoor was het mogelijk straten zo in te richten, dat rijdend verkeer zich moest aanpassen aan voetgangers en spelende kinderen.
In 1988 is de woonerfregeling gewijzigd in een ervenregeling. Het uitgangspunt is hetzelfde gebleven, maar de mogelijkheden zijn ruimer geworden. Er wordt nu gesproken over een erf; dit is de verzamelnaam voor bijv. woon-, dorps-, winkel- en schoolerf.
Met de komst van deze wijziging kwam ook een ander verkeersbord.
- Voetgangers mogen wegen binnen een erf over de volle breedte gebruiken.
- Bestuurders mogen binnen een erf niet sneller rijden dan stapvoets.
- Motorvoertuigen mogen alleen worden geparkeerd op de aangeduide parkeerplaatsen.
- Motorvoertuigen voorzien van een gehandicaptenparkeerkaart zijn van de parkeerregel uitgezonderd.
Naast aansluitingen van privé-terreinen, openbare parkeerterreinen, erven en 30 km-wegen worden tegenwoordig steeds vaker uitritconstructies toegepast bij aansluitingen van woonstraten op ontsluitingswegen.
De vormgeving van uitritten is niet overal gelijk. U herkent een uitrit o.a. aan de schuine betonnen band of het op dezelfde hoogte doorlopen van de trottoirband. Altijd loopt de trottoirbestrating van de kruisende straat door. Waar en in welke vorm u ook over een uitrit rijdt, al het verkeer op de doorgaande weg moet u voor laten gaan - ook de voetgangers!
In een groot aantal gevallen is in de bebouwde kom de maximumsnelheid van 50 km per uur te snel. Daarom zijn er in veel gemeenten straten of zones ingericht waar niet sneller dan 30 km per uur mag/kan worden gereden. Deze straten en zones worden door speciale borden aangegeven.
Bestuurders (dus ook fietsers en bromfietsers) moeten voetgangers en bestuurders van een gehandicaptenvoertuig, die op een voetgangersoversteekplaats (zebrapad) oversteken of kennelijk op het punt staan om over te steken, voor laten gaan. Deze regel geldt alleen bij voetgangersoversteekplaatsen waar geen verkeerslichten staan. Zijn er wel verkeerslichten, dan moet de voetganger of bestuurder daar gebruik van maken.
Als er geen zebramarkering, maar zogenaamde kanalisatiestrepen zijn aangebracht, gelden de privileges voor de voetganger en de bestuurder van een gehandicaptenvoertuig niet.
Op een aantal plaatsen is het rode voetgangerslicht vervangen door een oranje knipperende driehoek. Dat knippersignaal geeft aan, dat voetgangers en bestuurders van een gehandicaptenvoertuig wel mogen oversteken. Zij moeten echter wel het verkeer op de rijbaan voor laten gaan. Het is mogelijk om bij zo'n oversteekplaats met een oranje knipperende driehoek het groene voetgangerslicht op te roepen door middel van een drukknop. Het verkeerslicht springt dan voor het rijdend verkeer automatisch op rood.
(Brom)fietsers en gehandicaptenvoertuigen voor
Op kruispunten waar een zogenaamde opgeblazen fietsopstelstrook is aangebracht, kunnen (brom)fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen zich voor de auto's opstellen. Het voordeel hiervan is o.a.:
- ruimere en veiliger opstelmogelijkheid bij rood licht;
- minder conflicten tussen de (brom)fietsers, bestuurders van gehandicaptenvoertuigen en auto's voor en op het kruispunt;
- geen last van uitlaatgassen.
Rechtsaf bij rood soms toegestaan
(Brom)fietsers rijden vaak door rood licht als zij rechts afslaan. Dit is alleen toegestaan als bij verkeerslicht een bord is geplaatst met de tekst "Rechtsaf voor (brom)fietsers vrij". In dat geval geldt het gele en rode licht niet voor rechtsafslaande fietsers, bromfietsers en bestuurders van een gehandicaptenvoertuig.
Voorzichtigheid hierbij blijft echter wel geboden. Zij moeten namelijk al het overige verkeer voor laten gaan.
Veel mensen met een handicap zijn aangewezen op het openbaar vervoer en gaan lopend naar de bushalte of het station. Gelukkig spelen steeds meer vervoerbedrijven in op het feit dat mensen met een handicap van deze openbare voorziening gebruik (willen of moeten) maken.
Zo komen er in steeds meer plaatsen zogenaamde lagevloerbussen, waar veel makkelijker ingestapt kan worden dan in de traditionele bussen.
Bij treinen is het om technische redenen moeilijk een makkelijker instap te creeren. Mede daarom is er bij de Nederlandse Spoorwegen een speciale hulpdienst voor reizigers met een handicap. Hoe u daarvan gebruik kunt maken, kunt u lezen op de webpagina van de NS: http://www.ns.nl/reizigers/reisinformatie/informatie/reizen-met-een-functiebeperking
Bestuurders, ook die van gehandicaptenvoertuigen, moeten als zij op het fietspad of op de rijbaan rijden, aan visueel gehandicapten (blinden en slechtzienden) die zijn voorzien van een blindenstok en aan personen die zich moeilijk voortbewegen altijd ongehinderde doorgang verlenen indien zij willen oversteken,
Een aantal voetgangerslichten is voorzien van een zogenaamde rateltikker voor blinden en slechtzienden. Bij 'groen' werkt dan een ratel met zo'n 800 tikken per minuut (snel) Bij 'rood' ratelt het apparaat met ongeveer 75 keer per minuut (langzaam).
Voor de verkeerslichten waarbij het rode voetgangerslicht is vervangen door een oranje knipperende driehoek zal de ratel op "rood staan ingesteld, dus 75 keer per minuut.
Daarmee wordt bevorderd dat mensen met een visuele handicap niet oversteken bij de driehoek, maar wachten op groen (na aanvraag door middel van de drukknop).