In 1814 werd besloten dat er een Korps Marechaussee zou worden opgericht. Dit Korps zou zorgen voor de noodzakelijke politietoezicht in het land. Dit besluit werd ondertekend koning Willem I.
Het korps was helemaal militaristisch en het personeel zat in de kazerne. In eerste instantie werd het korps alleen ingezet in de provincies Limburg, Noord-Brabant en Zeeland.
Toen later ook andere provincies problemen kregen werden politietroepen opgericht, die overal inzetbaar waren. In de gemeenten kwam de Gemeenteveldwacht. Het duurde nog vrij lang voordat het hele land was voorzien van politie. In 1858 was het op het platteland nog slecht gesteld en daarom werd toen besloten tot de oprichting van het Korps Rijksveldwacht.
Dit Korps bestond uit de gerechtsdienaren en de opzieners van jacht en visserij. Deze personen kregen meer bevoegdheden en mochten toezien de openbare orde op het platteland. In de grotere gemeenten werden gemeentepolitiekorpsen opgericht. En zo bestonden er dus eigenlijk vijf politiemachten in Nederland.
- Het Korps Marechaussee onder de minister van Defensie en Justitie (1200 man)
- Het Korps Rijksveldwacht onder de minister van Justitie (1400 man)
- De Gemeentepolitie onder de minister van Binnenlandse zaken (11000 man)
- De Politietroepen onder de minister van Defensie (1600 man) en
- De gemeenteveldwacht onder de Burgemeester (aantal ??)
Alle vijf machten deden hetzelfde werk met alleen een andere baas boven zich. Men besloot om dit anders te organiseren en de twee veldwachten samen te voegen. Dit zou in 1940 al gebeurd zijn, maar toen kwam de oorlog en kwam het er niet meer van.